Nog wel groen, maar forsgebouwd
Die werd tuinknecht onder Laren
En dat heeft ’m diep berouwd
De mevrouw wier gras hij maaide
Riep hem binnen voor de thee
Waarbij zij zijn krullen aaide
Wat hem eerst nog niet veel dee
Ze verleidde ’m in het schuurtje
Bij de schoffel en de schaar
En alras voor nog één uurtje
Moest-ie mee naar haar boudoir
Mensen noem elkaar geen mietje
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
En meteen voor vast genomen
Deed-ie wat ze van hem wou
Van de tuin zou niks meer komen
D’r kwam veel meer van mevrouw
En hij raakte zo van zinnen
Dat-ie ’t gras niet meer wou doen
Als-ie werkte was het binnen
En daar was al niks meer groen
Mensen noem elkaar geen mietje
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Toen ontdekte hij op een morgen
Dat de bakker en de post
Vele malen ’s nachts bezorgden
En dat hij werd afgelost
En zo kreeg na deze dame
Ook de grote stad hem klein
Want hoe vindt een vakbekwame
Tuinknecht werk op ’t Leidseplein?
’t Water van de gracht ging lokken
’t Droevig einde leek nabij
Toen-ie plots werd weggetrokken
Door een pacifist die zei:
Mensen noem elkaar geen mietje
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Zo loopt hij, pas achttien jaren
En met een brutale kop
Bij een villa onder Laren
Met een bord en daar staat op:
Mensen noem elkaar geen mietje
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal
Eenmaal zing je allemaal
Allemaal het ouwe liedje:
’t Is de schuld van ’t kapitaal