10 Nikkelen Nelis (het lied van de losbandigheid)

Wim Sonneveld
Kom luister naar het lied dat ik voor u ga zingen
Het is een tragisch lied over losbandigheid
Het gaat over een dame uit de hoogste kringen
De neiging tot het kwaad die kon zij niet bedwingen
Zo raakte zij haar eer en reputatie kwijt

Zij kon het lonken niet laten
Zij lonkte naar iedere man
Dat liep veel te veel in de gaten
En oh, oh, oh, oh, oh,
Oh daar kwam narigheid van

Haar man had eerst geen aandacht aan haar kwaal geschonken
Want och hij dacht: Zij heeft een vuiltje in haar oog
Maar toen zij na een tijdje zo diep was gezonken
Dat ze in de kerk nog naar de preekstoel zat te lonken
Toen kwam het ogenblik dat zij de laan uitvloog

Zij kon het lonken niet laten
Zij lonkte naar iedere man
Dat liep veel te veel in de gaten
En oh, oh, oh, oh, oh,
Oh daar kwam narigheid van

Ze werd een danseres in één der minste kroegen
Drie veren droeg zij slechts en soms geeneens geen drie
Soms droeg zij slechts één veer en als de klanten het vroegen
Dan viel de laatste veer tot algemeen genoegen
En bloot lonkte zij door met dubbele energie

Zij kon het lonken niet laten
Zij lonkte naar iedere man
Dat liep veel te veel in de gaten
En oh, oh, oh, oh, oh,
Oh daar kwam narigheid van

De moraal!
Maar ach zij werd te oud, zij kon geen man meer strikken
En zij werd werkster in het oudemannenhuis
En onder ’t dweilen door wierp zij nog wulpse blikken
Zij maakte met haar lonken de ouwetjes aan ’t schrikken
En op een dag zat zij er eentje na door ’t huis

Haar emmertje met schuimend sop dat zag zij heel niet staan
Zij struikelde en brak haar nek, het was met haar gedaan

Zij kon het lonken niet laten
zij lonkte naar iedere man
Oh meisjes houdt toch in de gaten
Want daar komt, o, o, o, oooooooooohhh
O zoveel narigheid van
© 1965 Tekst: Hugo Verhage Muziek: Harry Bannink